Buitenrestauratie van Onze-Lieve-Vrouw van Goede Hoop in Vilvoorde
In het artikel 'De hertogelijke Onze-Lieve-Vrouw-van-Goede-Hoopkerk in Vilvoorde: bouwgeschiedenis en restauraties' van Dieter Nuytten, gepubliceerd in M&L van januari-februari 2016, wordt ook ingegaan op de restauratiewerken onder leiding van architect Pieter Langerock:
"In 1889 is aanvang gemaakt met een grootschalige buitenrestauratie van de kerk onder leiding van de Leuvense architect Pieter Langerock. De totale kosten werden geraamd op [196 028,18 Belgische frank]. De werken vangen aan in 1901. Veel van het maaswerk in de ramen werd vernieuwd en op de kroonlijst van het hoogkoor en van het schip zijn balustrades aangebracht, uitgevoerd naar model van de toen nog bestaande balustrade boven de Sint-Antonius-en-Corneliuskapel. De nieuwe borstweringen en pinakels van het hoogkoor werden uitgevoerd in lokale Brusselse witte kalksteen terwijl voor de pinakels en balustrades van de dwars- en middenbeuk Franse kalksteen, vooral Euville, is aangewend. Ook voor de vernieuwing van de drie portalen is Euvillesteen gebruikt. Het project omvatte de restauratie van het portaal van het noordtransept, de restauratie van de puntgevel van het zuidtransept, het oostportaal, de inrichting van een winkel tussen de koer en de voomalige sacristie en de constructie van twee binnenportalen in eikenhout aan de ingangen noord en zuid. Deze werken werden samen met werken aan de buitenaanleg en het aanbrengen van een smeedijzeren hek rond de kerk, geraamd op [73 803] Belgische frank in 1910 en twee jaar later [85 053] frank.
Door vergelijking van foto's uit het einde van de 19de eeuw met later iconografisch verhaal komt de aard en omvang van de verbeteringswerken naar voren. De balustrades en pinakels op de kroonlijst van de hoofdkerk gaan volledig terug op deze periode. Het zuidportaal was voordien zeer eenvoudig afgewerkt en de huidige decoratie dateert volledig uit de 19de-eeuwse restauratie. Ook de dubbele pinakels op de overhoekse steunberen van de zuidelijke transeptgevel gaan terug tot deze campagne: voorheen stonden hier kleinere en eenvoudigere, enkele exemplaren. Hetzelfde geldt voor de pinakels van de westgevel, waar er vóór de interventie geen (meer?) waren. Al het stenen maaswerk gaat terug op de 19de-eeuwse interventie: voorheen waren de raamopeningen ingevuld met glas-in-loodpanelen, gevat in een orthogonaal smeedijzeren raamwerk, zoals dat in de 17de en 18de eeuw gebruikelijk was. Wellicht zijn dan de oorspronkelijke, middeleeuwse ramen en maaswerk vervangen. Er bestonden ook plannen om, geheel in de geest van de tijd, de ongewone houten spits van de noordelijke toren van 1815 te vervangen: er bestaan plannen voor een vereenvoudigde versie met spits tentdak en voor een meer rijkelijk uitgewerkt exemplaar. Geen enkel plan wordt uitgevoerd. De restauatiewerken worden toegewezen aan aannemer Henri Van Boxmeer uit Mechelen voor een bedrag van [185 163,14 Belgische frank] en duurden verschillende jaren.
Naast een complete buitenrestauratie krijgt de kerk in 1904 een reeks nieuwe gebrandschilderde glasramen in de koorafsluiting. In 1907 zijn de werken nog aan de gang en in 1909 dient architect Langerock bijkomende restauratieplannen in, vermoedelijk voor de omgevingsaanleg rond de kerk, waaronder het plaatsen van een nieuwe smeedijzeren hekwerk rond het kerkhof, ten belope van [85 053, 16 Belgische franken]. De werken worden in 1912 toegewezen aan aannemer Verstraeten [sic] uit Rumbeke voor [82 347,54 franken]. Er wordt beslist een centraal verwarmingssysteem met warme lucht te installeren. In het kader van die werken worden de grafstenen van Martinus Vandezande uit 1500, Pierre Vandezande uit 1526 en Catherine Van Grevenbroec uit 1626 verplaatst op verzoek van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, waarbij ze uit de vloer worden gelicht en tegen de kerkmuur geplaatst. De restauratiewerken zijn voltooid in juli 1914, vlak vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Nog tijdens de oorlog zijn drie nieuwe middenramen voor het koor gemaakt door het werkhuis Steyaert uit Schaarbeek, die net na de oorlog worden geplaatst. [...]
Hoewel de kerk de Eerste Wereldoorlog onbeschadigd overleeft, blijkt in de jaren 1920 een algemene restauratie opnieuw noodzakelijk. In 1919 ondergaat Vilvoorde namelijk een catastrofe die tot vandaag haar stempel op het bouwkundig erfgoed van de stad heeft gedrukt. De midden in de stad gelegen buskruitfabriek 'Explosifs Flavier', in de volkmond gekend als 'het Poeierke', ontploft, wat voor grote schade zorgt in de stad. Vooral de glasramen van de kerk hebben onder de luchtverplaatsing te lijden en in augustus 1919 worden de herstellingswerken ten belope van [82 988,31 frank] door de kerkfabriek goedgekeurd. In juli 1920 worden twee pinakels aan de westgevel vervangen [...]."
Lees meer:
Reacties
Een reactie posten