Herschikking en restauratie van koorgestoelte in OLV-kerk te Aarschot

In de uitgave Koorbanken in Brabant 1425-1550. 'Van goeden houte gemaekt'. Het werk van laatmiddeleeuwse schrijnwerkers en beeldsnijders (het volledige werk kunt u hier lezen) van Christel Theunissen, gepubliceerd in 2017, wordt onder meer ook de restauratie van het koorgestoelte van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Aarschot onder leiding van architect Langerock besproken:
 
"In 1844 werd begonnen met de restauratie van de kerk. Het exterieur en interieur van de Onze-Lieve-Vrouwekerk werden in een aantal campagnes grondig gerestaureerd. Korte tijd voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren de werkzaamheden afgerond. Onderdeel van de restauratie was het openen van het oksaal op voorstel van de Koninklijke Commissie voor Monumenten uit 1863, om zo het zicht vanuit het schip op het hoofdaltaar te verbeteren. Door stagnatie van de restauratie, die deels was veroorzaakt door de wisseling van de restauratie-architect, kwam men pas aan het begin van de twintigste eeuw aan deze werkzaamheden toe. De twee arcadebogen van het oksaal werden opengemaakt. Zodoende moest het koorgestoelte, dat deels tegen het oksaal stond opgesteld, ook worden aangepast. In het bestek van oktober 1908 werden de werkzaamheden als volgt beschreven: 
 
'Wegbreken der kassen en metselwerk achter het gestoelte, afschaffing van de onderste trede met de noodige wijziging aan deroostering en plankenvloer. Wegnemen van 15 zetels die moeten verdwijnen en het verdragen op eene plaats door het Bestuur aan te wijzen. Wegnemen van 2 gebeeldhouwde paneelen uit de oosteinden der gestoelten en de vervanging door andere paneelen, volgens plan, verplaatsen van 2 zijuiteinden, enz., alles gelijkvormig aan de plans en de onderrichtingen van de bouwkundige; alle leveringen en dagloonen voor het instaat zetten der gestoelen en der versterking der vergaringen.' 
 
Het bestek was van de hand van Pieter Langerock (1859-1923), die vanaf 1899 tot aan zijn dood werkte als restauratiearchitect van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Opgeleid in Gent en getraind in Leuven begon hij in 1889 zijn eigen bureau. Hij was ook de uitvoerder van de koorbankrestauratie. 
 
De zetels aan de westzijde van het koor – opgesteld tegen het oksaal – werden verwijderd, waardoor de L-opstelling van het koorgestoelte verloren ging. Een deel van deze stoelen werd hergebruikt en toegevoegd aan de dubbele rijen van de noord- en zuidzijde, en een aantal zetels werd gebruikt om kwalitatief slechte stoelen te vervangen. Na het verwijderen van de zetels en het verplaatsen van de zogenoemde ‘2 zijuiteinden’ was het Aarschotse koorgestoelte gewijzigd van een gespiegelde winkelhaakvorm naar een opstelling in twee dubbele rijen. Over het lot van de overige weggenomen delen is Jan Louis Coveliers in de jaren 1911-1912 enigszins onduidelijk. In eerste instantie meldt hij dat '[...] over het gebruik of de plaatsing der weggevallen deelen, nog geene beslissing genomen is [...]', terwijl hij later noteert dat de verwijderde delen niet zouden worden vernietigd, maar een vaste plaats zouden krijgen in de kerk. Deze losse zetels werden uiteindelijk tijdelijk opgeslagen op de kerkzolder. De realisatie van een vaste opstelling in de kerk duurde tot 1952. 
 
Naast het wegnemen van zetels werd het koorgestoelte verlaagd, waardoor de opgangen naar de bovenrijen gewijzigd werden. Vóór de restauratie waren de bovenste rijen van het koorgestoelte toegankelijk via een middenopgang en een opgang aan de westzijde bestaande uit twee treden die deels buiten het ensemble waren geplaatst. Volgens Jan Louis Coveliers was dit de oorspronkelijke situatie, maar was het koorgestoelte op een eerder moment verhoogd. De opgangen zouden daardoor zijn aangepast en zo ontstond de situatie zoals die in 1910 aanwezig was. Voorheen zouden er drie opgangen geweest zijn: '[...] een te midden en een aan ieder uiteinde. Die trappen liepen geheel en gansch binnen in het gestoelte [...].' Toen tijdens de restauratie werd besloten het koorgestoelte te verlagen naar de mogelijk meer oorspronkelijke situatie, had dat niet alleen consequenties voor de opgangen, maar ook voor de ‘gebeeldhouwde paneelen uit de oosteinden’, die hierdoor verwijderd moesten worden. Deze panelen waren gedecoreerd met ornamentele en plantaardige motieven en behoorden niet tot het oorspronkelijke koorgestoelte. Aan de westzijden van het koorgestoelte bevond zich voor de restauratie ook een dergelijk paneel. In het bestek is niet expliciet opgenomen dat deze panelen ook verwijderd moesten worden. Toch werden ze gedemonteerd. Na de verlaging van het koorgestoelte werd de bovenste rij ook toegankelijk gemaakt vanaf de oostzijde. Deze opgang is heden ten dage weer verdwenen. Naast de afsluitende wang van de benedenrij aan de westzijde werd een tree gemaakt, opdat de bovenste rij vanaf die kant bereikbaar was. De middenopgang kon gehandhaafd blijven. 
 
De wijzigingen aan het koorgestoelte hebben niet alleen consequenties gehad voor het aantal zetels, maar ook de situering van de zitplanken met hun misericorden is danig veranderd. Eerder in deze paragraaf is vermeld dat Charles Millet (1597) een totaal van 52 zetels aanschouwde in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De Belgische kunsthistoricus Louis Maeterlinck gaf in 1910 een beschrijving van de stoelen en telde 51 zetels. In de periode van ruim driehonderd jaar was blijkbaar nog maar één zetel verwijderd. De catalogisering van Maeterlinck heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de restauratie, waardoor bekend is wat de locatie van de misericorden was voor de afbraak van de zetels aan de westzijde. Door deze beschrijving te vergelijken met de huidige situatie kan herleid worden welke misericorden zijn verwijderd en waar deze weggenomen misericorden zich eertijds bevonden. 
 
[...] 
 
De enige door Maeterlinck beschreven misericorde die tot op heden onvindbaar is gebleken, is het 'fragment d’un autre moine'. Geplaatst in de bovenrij aan de uiterste zuidoostkant van het koorgestoelte is deze misericorde naar alle waarschijnlijkheid tijdens of direct na de werkzaamheden in 1911 verdwenen. 
 
[...]
 
Samenvattend kan gezegd worden dat na de werkzaamheden in 1911 zeer flexibel werd omgegaan met de opstelling van de zitplanken en hun misericorden. Dit geldt ook voor de zitplanken die onderdeel zijn van de dubbele rijen in het koor."  
 
Lees meer:  
(situatie in 1943, eerste afbeelding: situatie in 1910)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Sint-Jacobskerk in Leuven moet overdekte ontmoetingsplek worden

Kritiek op restauratie van kerk Bertem

Plan voor schouw in nieuw kasteel te Westerlo