Betrokkenheid bij Leuvense erfgoedvereniging
In het artikel 'Vijftig LHG-Nieuwsbrieven: continuïteit in evolutie' van Tom Vanderstappen, Ramon Kenis en Paul Reekmans, verschenen in september 2016 in de nieuwsbrief van het Leuvens Historisch Genootschap, wordt ook ingegaan op de geschiedenis van het Comiteit Oud-Leuven, dat bestond van 1910 tot 1914 en waarin ook architect Pieter Langerock een rol speelde:
"Meer dan 100 jaar geleden, in 1910 om precies te zijn, werd in Leuven een comité opgericht met als doel aandacht te vragen voor het plaatselijke bouwkundig erfgoed. De werking van dit Comité du Vieux-Louvain/Comiteit Oud-Leuven vormde later een grote inspiratiebron
voor de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omstreken (1960) en haar directe opvolger, het Leuvens Historisch Genootschap (2004).
Eén van de directe aanleidingen voor de oprichting van het Comiteit Oud-Leuven zouden de saneringsplannen van de Slachthuiswijk, aan de Lange trappen van de Sint-Pieterskerk, geweest zijn. Dit dreigde het uitzicht van het stadscentrum sterk te veranderen. Bij deze ingreep zou in één klap doelmatig een groot deel van het Leuvens middeleeuwse patrimonium verdwijnen, om plaats te maken voor een ruim plein (vandaag het Mathieu de Layensplein) en de Koning Albertlaan (vandaag de Dirk Boutslaan). Deze laatste zou een nieuwe as vormen, centraal uitlopend op de Sint-Pieterskerk. Die bezorgdheid, samen met overgewaaide erfgoedtendenzen uit Frankrijk en Engeland, brachten het Comiteit Oud-Leuven tot leven.
Werking - Een direct verslag van hun werking is ons nagebleven in hun eerste en helaas enige publicatie, het Bulletin/Bulletijn uit juni 1914. In de statuten van 12 maart 1910 vinden we het hoofddoel terug en citeren letterlijk: “te Leuven en in het arrondissement oude gebouwen en kunstgewrochten te bestuderen en op te zoeken, hunne waarde op kunst-, geschiedkundig en economisch gebied te doen waardeeren en ze tegen verval en vernieuwing te beschermen”. Hun 27 werkende leden worden vermeld, met van rechtswege als erevoorzitter de burgemeester van Leuven, Leo Colins en senator en Schepen van Schone Kunsten Léon Vander Kelen (oudste zoon van Leopold Vander Kelen). Uit hun midden werden de voortrekkers, hoogleraar Maere als voorzitter en architect Vingeroedt, als secretaris aangeduid. Alle 59 stichtende leden worden ook vernoemd: 16 hoogleraars van de Leuvense universiteit, de adel uit de omgeving, advocaten, artsen, industriëlen, notarissen, ambtenaren, .... Deze Leuvense Kring voor Oudheidkunde, Geschiedenis en Kunst werd duidelijk breed gesteund. Belangrijk zijn ook de vermelde architecten, zoals Frische, Langerock, Lenertz, Piscador, Stevens en secretaris Vingeroedt, die het historische stadscentrum zouden beschrijven, aangezien delen door saneringswerken gingen worden weggevaagd. Kunstenaars Delaunois, Van Elstraete, Nackaerts planden dan weer volgens hun eigen visueel specialisme het bedreigde stadsdeel te vereeuwigen.
Uitstappen en eigen historische artikels in het Bulletin - Belangrijk is ook dat ze in 1913 drie uitstappen (excursies) organiseerden buiten de Leuvense stadsmuren. Zo bezochten ze het kasteel van Horst in Sint-Agatha-Rode, de donjon Ter Heyden in Rotselaar en de Abdij van ’t Park in Heverlee. Tijdens de bestuursvergaderingen vonden voordrachten plaats, waarvan we de teksten ervan als artikels terugvinden in hun Bulletin/Bulletijn. Zo onderhield hoogleraar Vander Essen het bestuur over de oorsprong van de stad Leuven, Marneffe en Vingeroedt over een programma voor de studie van de topografie en toponymie van de stad. Voorzitter Maere had het in januari 1914 dan weer over de
Leuvense Lakenhalle...
Een stilte... - Niemand kon vermoeden dat slechts enkele maanden later, in augustus 1914, grote delen van deze middeleeuwse Lakenhalle en de binnenstad door de vernielingsdrift van de Duitse keizerlijke troepen tot puin en as herleid werden. Ook het Comiteit Oud-Leuven stierf een stille dood in deze oorlogsjaren, mogelijk omdat men deze erfgoedstrijd als verloren aanvoelde en dagdagelijks eerder andere levensnoodzakelijke bekommernissen had. Toch zette men zich nog sterk in voor monumenten die geteisterd waren. Bij de heropbouw en dringende restauratiewerken waren sommige leden van het Comiteit zelfs nog betrokken. De namen van kanunnik Lemaire en architect Vingeroedt vond men steeds in de voorlinie van de heropbouw en bij de aanpassingen."
U kunt het volledige artikel hier downloaden.
Lees meer:
Reacties
Een reactie posten